Zouden

Een deur in het midden van het podium, met een klok. 
Een MAN, in rolstoel, zijn arm verbonden, en een VROUW.

VROUW     Je weet het zeker?

MAN       Ja
          Jij ook?

VROUW     (korte pauze) Ja
          Tot wanneer wou je precies terug gaan?

De MAN lacht, duidt zichzelf aan in de rolstoel.

VROUW     Ja. Nee, dat weet ik

MAN       Die ochtend, zou ik zeggen
          Ervóór

VROUW     Ja. Maar

MAN       Maar?

VROUW     Als

MAN       Als?

VROUW     Ik dacht
          zouden we ook naar een maand eerder terug kunnen?

MAN       Want?

VROUW     Toen we van jouw ouders kwamen
          En in de auto ruzie maakten

MAN       Maakten? Je zette me er uit langs de A2

VROUW     Sorry.

MAN       Kunnen we dan misschien nog iets eerder doen?
          Naar voor die ene nacht?
          (pauze)
          Die nacht waar we het niet meer over hebben?

VROUW     Daar hebben we het toch niet meer over?

MAN       Ja. Die nacht

VROUW     Dat was niet iets eerder, dat was nog voor Berlijn
          Dan zou Berlijn nooit gebeurd zijn

MAN       Dat is waar
          Maar dan zou ik ook niet binnen zijn gelopen toen je op de WC zat

VROUW     Okee
          We gaan gewoon opnieuw naar Berlijn
          Of alsnog, eigenlijk

MAN       Anderhalf jaar terug
          Vind je het echt OK?

VROUW     Ja. Denk ik.
          Of, wacht, anders doen we er twee maanden bij
          naar toen we Poeki ophaalden
          toen ze nog een kitten was

MAN       Poeki it is

VROUW     Poeki it is

Ze zijn nu vlak voor de deur. De man houdt in.

MAN       Of

VROUW     Of?

MAN       Stel dat we die familiedag ook opnieuw doen?

VROUW     (haalt diep adem) Dan zouden we al dat gedoe voor zijn

MAN       Ja. Poeh

De vrouw valt stil.

MAN       Wat is er. Te ver?

VROUW     Kerst. Dat jaar daarvoor
          Toen het zo uit de hand liep?

MAN       Dat is bijna vier jaar geleden
          Zou dat niet te ver zijn?

VROUW     Toen kende ik je nog maar net

MAN       Wat maakte je een indruk

VROUW     Toen ik je zag

MAN       Zo raak
          zo onmiddellijk          

De VROUW gloeit.

MAN       Hoe je dat terras opwandelde
          zoekend tegen de zon in
          maar recht op me af

VROUW     Zullen we... die middag?

MAN       En alles overnieuw doen?

VROUW     Opnieuw

MAN       Alles

VROUW     Alles?

MAN       Nou ja, de goede dingen
          Anders heeft het geen zin

VROUW     Alle goede dingen opnieuw

MAN       Vanaf onze eerste ontmoeting

VROUW     (kust hem) Wat wordt dát mooi

Ze stellen de klok in. Ze openen de deur. Een flits.