Essay: Ervaar, vertel, herhaal

Door de onwerkelijk grote bomen leek het pad nog smaller. Het kronkelde voor ons uit, klom tegen een heuvel op en verdween tussen de stammen. We sjorden onze rugzakken om, klikten de vele gespen dicht en knoopten de veters van onze bergschoenen nog wat strakker. We keken om ons heen, keken elkaar aan en stapten met een glimlach de stilte van het bos in.

Wat een verschil met de vorige dag, toen we de meest populaire trail van het nationale park liepen. Daar waren de paden verhard, stond om de zoveel tijd een wegwijzer en waren bij steile stukken relingen aangebracht – zodat het park niet opnieuw zou worden aangeklaagd vanwege het in gevaar brengen van bezoekers… En bezoekers waren er, waar je ook keek.

Naast de ervaren hikers, te herkennen aan hun praktische kleding en veelgebruikte rugzakken, liepen er veel oudere stellen in matching khaki met uniseks jassen en wandelstokken, waggelden er Amerikaanse toeristen die zo zwaar ademden dat we ons hart vasthielden voor de klim die nog ging komen; paradeerden er perfect gekapte en hooggehakte jonge stellen met als enige uitrusting een klein flesje water, en liepen er gezinnen op slippers waarvan elk lid zijn of haar jas in moeders armen had gedumpt. Tussen dit alles door renden schoolkinderen met huppelende rugzakjes, die waren ontsnapt aan een bezorgd turende, schril roepende juf.

Maar deze dag waren we helemaal alleen. We hoorden enkel vogels en wind in de boomtoppen, in plaats van geroep, gelach of babygehuil. Dankzij het veelbelovende begin hoopten we stiekem dat we een glimp zouden opvangen van de herten, veelvraten, poemas, coyotes of de zwarte beren in het bos. De rangers hadden ons voor vertrek op het hart gedrukt om alert te blijven, want dat je geen wilde dieren ziet, betekent niet dat ze er niet zijn. Om de zoveel tijd stopten we en luisterden stil met dichte ogen.
Na een klein uur bereikten we een weide vol varens, die zich als een heldergroen meer tussen de heuvels uitstrekte. We vervolgden het pad en plots stokten, geheel tegelijk, onze passen – en onze adem. De tijd en de wereld om ons heen stonden stil. Zonder elkaar aan te kijken, pakten we elkaars hand vast. Onze hartslag duwde zich naar boven, onze keel in.

Op het pad, zo’n vijftig meter voor ons, stond een beer: groot, volwassen, pikzwart. Volkomen kalm wroette hij met zijn neus in de bosgrond, krabde wat weg met die enorme klauwen die zonder veel moeite een mens kunnen doden. Even stak hij zijn neus in de lucht, boog z’n kop dan weer naar de grond. De beer kuierde naar een omgevallen boom en snuffelde aan de afbrokkelende schors. Bij nader inzien bleek zijn neus donkerbruin. Door de verrekijker konden we z’n vacht bijna voelen.
De herinnering aan de waarschuwing van de rangers brak onze trance. Snel maakte ik een aantal foto’s en om de beer te laten weten dat hij niet de enige in zijn territorium was, klapten we eenmaal in onze handen. De beer keek op, keek ons aan, met één voorpoot van de grond, en zette zijn grote lijf in beweging. We zagen, zogen in hoe hij met langzame tred de top van de heuvel bereikte. Toen pas keken we elkaar aan en in elkaars ogen lazen we onze eigen ervaring. Wat waren we klein en kwetsbaar maar ook zo fortuinlijk en bevoorrecht. We bleven nog een poos staan, met de beer op ons netvlies en de adrenaline nog in ons lijf.

Later die dag, aan het einde van de trail, kwamen we twee hikers tegen die vriendelijk groettend voorbij liepen. Ik was haast verrast dat ze ons niet aanklampten en riepen: ‘Jullie hebben een beer gezien! In het wild! Voor het eerst! Zomaar op het pad!’ Maar ze zagen niets aan ons, niets van wat in ons woedde: die overrompelende ervaring die zo’n sterk gevoel van verbondenheid had opgeroepen.

***

Eenmaal thuis van de reis vertelde ik deze gebeurtenis vol enthousiasme aan vrienden en familie. Vervuld van de ontmoeting met de beer gunde ik het hen om hetzelfde te ervaren, wilde hen deelgenoot maken van mijn beleving. Maar hoewel men meeleefde, glimlachte en ‘ooooh’ riep op al de goede momenten, bleef mijn vertelling (ondersteund door de twee korrelige foto’s op afstand genomen) niet meer dan een verhaal. Het lukte niet om dit moment, zoals ik zo graag wilde, echt te delen. Ze stonden immers niet naast mij toen ik de beer tegenkwam. Alles wat ik vertelde, was tweedehands.

Omdat de ervaringen, kennis en verlangens van een ander niet exact hetzelfde zijn als die van mij, vult de ander het verhaal in en aan met eigen associaties en herinneringen. Het resultaat is een samenraapsel van wat ik heb meegemaakt en wat de ander zich daar bij voorstelt. Hoe beter ik mijn woorden kies, hoe dichter deze voorstelling zal liggen bij het origineel (en als ik het verhaal vertel in plaats van opschrijf, zullen mijn intonatie, uitdrukkingen en gebaren hier veel aan bijdragen), maar alsnog krijgt de ander slechts een schilderij in handen dat is gemaakt naar een tafereel dat alleen ik, de schilder, heb aanschouwd. Een ervaring bestaat alleen eerstehands.

De onmogelijkheid van dit ‘echte delen’ frustreert me. Ik neem mokkend genoegen met het vertellen, het doorgeven van mijn reisbelevenissen, terwijl ik weet dat ze nooit dezelfde indruk zullen maken op mijn aanhoorders als ze op mij hebben gemaakt. Dus doe ik mijn best om mijn reisverhalen zo boeiend mogelijk te maken, en voeg ik details toe. Details brengen een verhaal tot leven, ze zorgen ervoor dat je de rest van het verhaal op een andere manier bekijkt. Minder feitelijk misschien en echter, zoals een leugen aannemelijker wordt als deze meer details bevat. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik door het toevoegen van details de waarheid verdraai. Of ligt dit dichter bij elkaar dan ik denk? Ik zou niet willen dat ik door het met details opvullen van de gebeurtenis iets vertel dat niet waar is – dat zou mij alleen maar verder brengen van mijn eigenlijke (onmogelijke) doel: zo dicht mogelijk komen bij het delen van de ervaring.

***

Als ik aan de ontmoeting in het bos terugdenk, denk ik precies aan die delen, die ik vertel aan anderen. Hoewel er tijdens onze hike van zes uur toch echt veel meer gebeurde, herinner ik me eigenlijk alleen deze hoogtepunten. Was de rest zo oninteressant dat ik me alleen maar dit (relatief geringe) aantal details herinner, of komt dit doordat je bij emotionele ervaringen meer details opslaat in je hersenen?

Als ik na ga hoeveel indruk het zien van de beer maakte, begrijp ik waarom ik juist van dit hoogtepunt zoveel details heb onthouden, zoals de bruine neus, de afbrokkelende schors en de opgetilde poot, net boven de grond. Maar net als de mensen die mijn vertelling aanvullen met eigen associaties en herinneringen, zo vul ik bij de rest van het verhaal de details in die aan mijn herinnering zijn ontsnapt. En deze rest heb je nodig, omdat je zonder de bedding om de hoogtepunten heen geen verhaal hebt, of in elk geval geen verhaal met opbouw, dat je vol verve wilt vertellen.

Maar hoe zit het dan met de rest van wat er die dag gebeurd is, waar ik in mijn verhaal toch over vertel? Ik kan me nog de stilte herinneren en dat dit zo’n verschil was met de dag daarvoor. Maar het getjilp van de vogels, het geluid van de wind in de bomen – dat heb ik zelf aangevuld. Ik kan me herinneren dat we op het punt stonden de trail op te lopen, ik zie het beeld van het pad tussen de eindeloze stammen nog voor me – maar dat we onze rugzakken vastgespten, onze veters aantrokken? Ook dat heb ik zelf aangevuld.

***

Dit betekent dat dit geen herinneringen zijn van dat specifieke moment. De ervaring, die ik zo graag wil overbrengen, is in dit geval een samengesteld verhaal. Een bijeenraping van mijn herinneringen aan die vele keren dat we in een stil bos liepen. Aan die vele, vele keren dat we onze veters nog wat vaster knoopten en aan het vertrouwde op-onze-rug-sjorren van de grote rugzakken aan het begin van een lange hike.

Dat deze delen gebaseerd zijn op dingen die ik vaak heb meegemaakt (en al stevig in mijn geheugen staan), zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat de delen om de hoogtepunten heen soms authentieker voelen dan de hoogtepunten zelf, hoewel die toch zo’n grote indruk hebben gemaakt. Want onderhand begint het verhaal dat ik keer op keer vertel ook voor mijzelf te voelen als een verhaal. Niet als een leugen, want het blijft mijn verhaal en herinnering, maar het is alsof iedere vertelling net wat meer afstand creeërt tussen mij en de daadwerkelijke ervaring.

En dat ik me de ontdekking van de beer op ons pad nog kraakhelder voor de geest kan halen, kan wel eens een gevolg zijn van het keer op keer vertellen. Want met elke vertelling verscherpen de hoogtepunten en verlevendigen juist die details. Denk aan je vijfde verjaardag, die je je zo goed herinnert. Je herinnert je het beeld van jou met de taart en jij bij de cadeautjes. Andere delen van die dag zijn je geheugen uit gesmolten, tot alleen die beelden over zijn gebleven waar je al honderd keer de foto’s van hebt gezien. De enthousiast vertelde details van mijn berenverhaal zijn als foto’s die ik de kring nogmaals rond laat gaan.

***

Er bekruipt me een ongerust gevoel. Kan het zijn dat mijn kostbare reisherinneringen in de loop der jaren en na zoveel vertellingen zijn vervormd, en nog wel door mijn eigen toedoen, omdat ik ze zo graag wilde vertellen aan iedereen die het maar wilde horen? Hoewel ik weet dat een ervaring veel meer is dan alleen de herinnering of de vertelling daarvan, voelt de mogelijkheid als een klein verraad door mijn geheugen. De enige remedie die ik kan verzinnen, is om opnieuw op reis te gaan, op zoek naar nieuwe herinneringen – en die misschien iets vaker voor mezelf te houden.